Inleiding van het hoofdstuk stilstaan en parkeren
Als eerste moet je het verschil kennen tussen stoppen, stilstaan en parkeren.
Stoppen is datgene wat je doet wat voortkomt uit een verkeerssituatie. Bijvoorbeeld het stoppen voor een voetgangersoversteekplaats, het verlenen van voorrang, het stoppen voor een geopende brug of overweg. Ook het opvolgen van een stopteken van bevoegde ambtenaren is stoppen.
Stilstaan is je voertuig tot stilstand brengen om onmiddellijk te laden of te lossen, of het laten in- en uitstappen van passagiers. Het stoppen om aan een voorbijganger de weg te vragen valt niet onder stoppen en stilstaan, dus valt dat onder parkeren.
Parkeren is je voertuig langer stil laten staan dan de tijd die nodig is om onmiddellijk te laden of te lossen, of het laten in- en uitstappen van passagiers. Voorbeelden van parkeren zijn:
- Stilstaan om de weg vragen aan een voorbijganger;
- Stilstaan om een telefoongesprek te voeren;
- Stilstaan om een brief te posten;
- Stilstaan om op een passagier te wachten;
- Stilstaan om een artikel op te halen in een winkel;
- Stilstaan om een wegenkaart te raadplegen, of om je navigatiesysteem in te stellen.
Je mag zowel aan de rechter- als aan de linkerkant van de rijbaan stilstaan of parkeren. Vaak is het veiliger om voor de rechterkant te kiezen.
Als je tot stilstand bent gekomen, wil je meestal ook uitstappen.Let hierbij heel goed op het overige verkeer en gooi niet zomaar je deur open en hou de deur goed vast zodat hij niet uit je handen waait. Loop als je uitgestapt bent met je gezicht in de richting van het verkeer.
Als je weer in wilt stappen loop dan ook met je gezicht in de richting van het verkeer. Als je auto in een gebied staat waar veel kinderen spelen let dan ook goed op of zij niet in de buurt van je auto zijn zodat je veilig weg kunt rijden.