Voorbereiden en aanpassen
Normaal gesproken is het zo dat je iedere rit moet voorbereiden. Je zorgt voor schone ruiten, spiegels en verlichting. Ook het volgen van de weerberichten hoort daarbij. Je bent zodoende tijdig op de hoogte van het gevaar dat je op de weg kunt verwachten.
Tijdens het rijden in slechte weersomstandigheden zul je een aantal zaken moeten aanpassen. Dit kunnen onder andere zijn:
- De snelheid zal lager moeten zijn;
- De afstand tot je voorligger moet vergroot worden;
- Je zult voorzichtiger en eerder moeten remmen;
- Er zal verlichting gevoerd moeten worden, zoals dimlicht of mistachterlicht;
- Misschien moet je zelfs stoppen met rijden;
- Bochten zullen anders genomen moeten worden;
- Je moet geen snelle of abrupte stuurbewegingen maken;
- Trek rustig en geleidelijk op;
- Niet te snel accelereren;
- Gaat de auto slippen door de gladheid, laat dan onmiddellijk het rempedaal los en begin opnieuw met rustig remmen;
- Kies bij gladheid voor een hogere versnelling;
- Neem een lagere versnelling als je van een berg of helling afrijdt;
- Verminder je snelheid op de doorgaande rijbaan en niet op in- en uitvoegstroken.